TC Publicaties

Elektrische reparaties, door Peter Boin

Aansluiten van de platenspeler

Nu René Damen uit de doeken heeft gedaan hoe uw platenspeler mechanisch te repareren, is het aan mij om uit te leggen hoe uw platenspeler electrisch in orde te maken. Want we willen niet alleen wat zien, maar ook wat horen, nietwaar?

Het eenvoudigste is het aansluiten van een platenspeler die is uitgerust met een kristal of keramisch element op een (oude) radio. Het afgeschermde snoer dat aan de platenspeler zit gaat naar de pick-up ingang van de radio. Echter, niet elke radio heeft dezelfde aansluiting. Ik ga u dus eerst vertellen hoe het zit met de aansluitplug.

We gaan eerst uit van MONO aansluiting, een mono pick-up op een mono radio. Meestal zit er aan de platenspeler een enkeladerige afgeschermde kabel, de mantel is de massa en het draadje, de kern, is voor het signaal. Soms is er ook nog een aparte aardkabel gemonteerd, deze dient om het chassis van de platenspeler aan massa te leggen. Bij een platenspeler zonder massadraad is dat al in de platenspeler gebeurd.

1. Radio met banaanstekers. Dit is wel heel simpel: Zet de radio aan en op de pick-up stand. Raak nu de beide bussen van de platenspeleringang aan met de vinger (niet bang zijn voor schokken; er staat
geen stroom op!) en bij een van de aansluitingen hoort U een hevige brom uit de luidspreker. Dit noemen we de "hete" kant van de ingang, de andere bus is de "koude" kant.

Wat we nu nodig hebben zijn twee banaanstekers, in twee kleuren, bijv. een rode en een zwarte. Monteer nu aan de kern van de platenspelerkabel de rode banaansteker en aan de afscherming de
zwarte. Heeft de platenspeler een massadraad, dan komt die ook in de zwarte steker. De rode steker steekt u in de "hete" bus en de zwarte in de "koude" bus. Klaar.

Zet er NOOIT een gewone netsteker aan, deze verdwijnt op een gegeven moment in het stopcontakt en dan is uw element weg!

2. Radio met DIN-Plug. Indien het een mono radio is, gebruik dan een 3-polige DIN-Plug en sluit deze als volgt aan: afscherming + evt. massadraad aan pen 2 (= koude kant), de kern aan pen 3
(=hete kant). Is het een stereo radio met een 3-polige DIN-plug dan moet U tevens pen 1 met pen 3 doorverbinden, anders heeft u maar uit 1 luidspreker geluid.

Bij een 5-polige plug op een stereo radio verbindt u pen 3 en 5 met elkaar door en handelt verder als bij een mono radio.

3. Radio met platte IEC-plug. Philips was begin '60er jaren eigenwijs en koos voor de platte 5-polige plug. Mono radio's die zo'n plug hebben, hebben vaak ook een aansluiting voor banaanstekers. Handig als u niet zo'n plug heeft. Handel zoals bij radio met banaanstekers. Heeft u wel zo'n plug, sluit hem dan als volgt aan: middelste pen is afscherming + massa, de pennen ter weerszijden van de middenpen is de "hete" kant.

Het beste kunt U deze twee pennen met elkaar doorverbinden,
vooral als u een stereo radio heeft.

Heeft u een stereo platenspeler, dan heeft uw platenspeler een dubbele afgeschermde draad. Voor mono radio's moet u dan de twee kernen doorverbinden en verder handelen als hierboven.

Heeft u zo'n eigenwijze Philips met zo'n platte plug dan als volgt handelen: de draden die aan de buitenste twee pennen zitten doorverbinden met de draad aan de middelste pen, dit is weer de "koude" kant en de overgebleven draden die aan de tweede resp. de vierde pen zitten doorververbinden, dit is dan de "hete" kant. Verder handelen als hierboven.

Nu de STEREO variant. Indien de plug van Uw platenspeler meteen op de radio past en het werkt, prima, niets meer aan doen. Indien het niet past, kunt u het beste een andere plug aan de platenspeler zetten.

Eerst maar eens de betekenis van de verschillende pluggen:

1. Radio met banaanstekers: zie achterplaat radio. Er zijn radio's met aparte ingangen voor links en rechts, zodat het net lijkt of er twee pick-up ingangen zijn (bijv. Philips B5X94A). Er zijn ook radio's met 3 bussen naast elkaar, meestal zit dan de massa in het midden.

2. Radio's met DIN-plug: 3 polig:
1 = Rechts
2 = Massa
3 = Links

5 polig:
2 = Massa
3 = Links
5 = Rechts (Soms wordt 1 i.p.v. 5 gebruikt)

3. Radio's met 5-polige IEC plug:
p = Massa (linker kanaal)
q = Links
r = Massa 
s = rechts 
t = Massa (rechter kanaal)

Bij stereo-radio's hoeft u bij het overzetten naar een andere platenspeler de pennen p en t niet te gebruiken.

De letters zijn op de plug aangegeven.

Bij Philips platenspelers met een 5-polige kabel heeft u een aparte massadraad voor links en rechts (hier heeft dan een 5-polige IEC plug aangezeten) die u met de afscherming moet verbinden.
Bij andere platenspelers heeft u een dubbele afgeschermde draad plus afscherming. Een eventuele massadraad wordt weer met de afschermingen doorverbonden. Welke kleur kern links is en welke rechts
is per fabrikant verschillend, u zult dat dan met een bekende stereo plaat moeten uitproberen.

Heeft u bij het aansluiten van een platenspeler met een 3-polige DIN-plug op een radio met 5-polige
DIN-plug geen geluid uit de rechter luidspreker, dan moet u in de radio pen 1 en 5 doorverbinden.

Op de radio mag u ook de 5-polige plug van de recorder aansluiting gebruiken, de platenspeler MOET dan zijn uitgerust met een 5-polige DIN-plug en volgens punt 2 zijn aangesloten. U mag dan pen 1 en 5
NIET doorverbinden.

Tot zover de koppeling van een platenspeler zonder versterker aan een radio.

Reparatie van de platenspeler

Ook platenspelers met een ingebouwde versterker en luidspreker willen we weer aan de praat krijgen.

Ik wil hier eerst een waarschuwing laten horen: indien u geen ervaring met het repareren van buizenapparatuur heeft, kunt u beter niet aan de versterker zelf komen. Er zijn best wel dingen die u wel kunt doen, maar het is uitkijken geblazen.

Verder: het is heel verleidelijk om zo'n platenspeler van extra aansluitingen te voorzien zoals een tweede luidspreker e.d. NIET DOEN! Sommige platenspelers hangen met hun hele schakeling aan het
lichtnet en u zou dan een levensgevaarlijke situatie creëren. Indien de luidspreker met een plug of steker is aangesloten kunt u wel veilig een andere luidspreker aansluiten. Ook een extra aansluiting voor een tweede versterker of radio kunt u veilig gebruiken.

Let ook op dat knoppen e.d. heel zijn zodat u er geen metalen delen vrijkomen, deze kunnen bij bepaalde modellen onder stroom staan.

Ik ga er verder van uit dat u enige kennis van buizen heeft en over een universeelmeter beschikt. Ik houd eerst een algemeen verhaal en dan vertel ik nog wat over twee modellen: een eenvoudige en een wat luxere versie.

Goed, als we dan het binnenste van onze platenspeler bloot hebben gelegd, gaan we eerst een visuele inspectie houden. We speuren naarstig naar "aangebrande" weerstanden, leeggelopen condensatoren
en/of elco's etc. Ook kijken we of er al reparaties zijn verricht.

Zien we dikke, bruine condensatoren zitten waarop staat "WIMA" dan moeten we die zonder meer vervangen. Deze condensatoren waren al lek in de fabriek. Ook condensatoren van het merk "ERO" (papieren
buitenkant) moeten we vervangen.

De zwarte condensatoren die we in Philips apparatuur tegenkomen hoeven niet perse lek te zijn, maar we kunnen ze soms beter vervangen. Natuurlijk moeten condensatoren met een stuk eruit of een barst erin ook vervangen worden. De mosterdkleurige condensatoren van Philips kunnen we laten zitten, deze zijn van bijzonder goede kwaliteit. De eerste van deze soort waren groen van kleur.

Als vervangende condensatoren gebruiken we polyester types met een werkspanning van 400 of 630 Volt. Condensatoren die rechtstreeks over het lichtnet zitten (komt soms voor) moeten 1000 Volt types zijn. Indien we die niet hebben, oude weghalen en niet vervangen. Ze hebben alleen maar de functie om evt. netstoringen buiten de deur te houden.

Weerstanden die verkleurd zijn, moeten we nameten en eventueel vervangen. Anode weerstanden moeten gecontroleerd worden, deze kunnen verlopen zijn.

Hebben we veel last van brom, dan moeten de voedingselco's vervangen worden. Buselco's zijn er praktisch niet meer, deze vervangen we door "gewone" elco's. Deze kunnen 350 Volt zijn. De oude laten we zitten. De nieuwe komen met hun - pool aan de bus van de elco (deze ligt niet
altijd aan massa, maar soms via een weerstand), de + pool aan het punt waar de + van de buselco aan zat (oude aansluiting losnemen!).

Het zal wat improvisatie vergen om de nieuwe elco's een plekje te geven, desnoods met bijv. Bison Kit ergens in de buurt van de oude elco vastplakken. U mag de draden rustig verlengen of verleggen, daar deze draden geen wisselspanning voeren. Zelf gebruik ik meestal draadsteunen die ik dan ergens bevestig en waar ik de elco's op 
monteer. Let op! Een buselco bevat meestal meerdere elco's.

Na deze operatie is het geluid meestal weer goed, er van uit gaande dat het element en de luidspreker in orde zijn. De luidspreker kunt U controleren door deze los te koppelen en tijdelijk op een radio o.i.d aan te sluiten.

Het kan natuurlijk altijd dat er een buis defect of slecht is. Dat is eigenlijk alleen goed na te gaan op een buizentester, het is het makkelijkst een andere buis of buizen te proberen.

Welke buizen worden er gebruikt?


ECL82


ECL86


EL41


EL84


UCL82


UL84


UBC41


UBC81


ECC83


EF40


EF86

ECL82 en UCL82 (gecombineerde triode met eindpentode)
ECL86 (idem)
EL84 (eindbuis) gecombineerd met b.v. EF86 (pentode) of ECC83 (dubbele triode)
EL41 (eindbuis) gecombineerd met b.v. EF40 (pentode)

UL84 (eindbuis) gecombineerd met b.v. UBC81 (diode/triode)
UL41 (eindbuis) gecombineerd met b.v. UBC41 (diode/triode)


EZ80


UY85


Verder kan er nog een tweede of derde buis aanwezig zijn, b.v. EZ80, UY85 e.d., dit is de gelijkrichter.

Let op! Buizen die met een U beginnen, zijn voor serievoeding met 100 mA gloeistroom, buizen die met een E beginnen, zijn voor parallelvoeding met 6,3 Volt gloeispanning.

Verwissel nooit een E-buis door een U-buis! Is het typenummer niet (meer) leesbaar, zet er dan niet zomaar een willekeurige buis in, dit leidt onherroepelijk tot brokken.

Indien het apparaat na uw zorgen weer goed speelt, kunnen we voor de zekerheid nog de spanningen nameten, vooral bij eindbuizen is dit belangrijk.

Enige richtlijnen voor spanningen:

Voedingsspanning op de eerste elco, na de gelijkrichter:

Versterker met E buizen: 225 - 300 Volt
Versterker met U buizen: 150 - 200 Volt

Kathodespanning eindbuizen:

EL41, EL84 : 6 - 7 Volt
UL41, UL84 : 9 - 10 Volt
ECL82, UCL82 : 12 - 15 Volt

Anodestroom eindbuizen:

EL41: 30 - 35 mA, EL84 30 - 40 mA
ECL82 : 25 - 30 mA
UCL82 : 40 - 50 mA

Let op! Dit zijn richtwaarden.

Bij voorversterkerbuizen ligt de anodespanning tussen 50 en 100 Volt.

De anodestroom van een eindbuis kunt U heel simpel meten door de meter parallel over de primaire van de uitgangstrafo te schakelen, mits de versterker geen geluid geeft (volumeregelaar dicht).
De anodespanning wordt door het parallel schakelen iets hoger, maar daar trekt een pentode eindbuis zich niets van aan. De weerstand van de meter is veel lager dan die van de primaire wikkeling van de uitgangstrafo zodat de meetfout nihil is (hooguit 1 %). (Sorry Frits A.!)

Let op! Indien U een digitale meter gebruikt, kan het zijn dat bepaalde gemeten spanningen (b.v. de anodespanning van de voorversterker) aanzienlijk hoger zijn dan in het schema is aangegeven. Dit ligt niet aan de versterker, maar aan het feit dat de oorspronkelijke meter de schakeling belast waardoor de spanning daalt, een digitale meter doet dat in veel mindere mate.

Proef: Sluit U de meter maar eens aan op de anode van de voorversterker en sluit daarna Uw ouderwetse multimeter maar eens aan over de digitale meter. U zult dan zien dat de spanning zakt en beide
meters dezelfde, lagere spanning aanwijzen.

Zo, dit was het algemene verhaal. Ik ga nu twee versterkerontwerpen beschrijven, beide van Philips. Een eenvoudige grammofoon en een wat luxer type.

De versterker van de Philips grammofoon AG9146

Deze versterker is wel heel erg eenvoudig van opbouw, zie de onderstaande figuur. Het bestaat uit de combinatiebuis UCL82, samen met de
gelijkrichtbuis UY85.

Het signaal van het element komt binnen via C3 en C4. Dit zijn condensatoren die er voor zorgen dat men geen elektrische schok krijgt als de aansluitingen van het element worden aangeraakt. Deze condensatoren zijn zo bemeten dat er geen gevaarlijke stroom gaat lopen als men aan de
contacten van het element komt. Via C5 wordt de afscherming aan massa gelegd. 

Na C3 komt het signaal binnen op de volumeregelaar R4, waarna het signaal eerst door de linker sectie van de UCL82 wordt versterkt. Via C8 komt het versterkte signaal op de rechter sectie van de UCL82, de eindbuis. Het signaal wordt door de eindtrap flink versterkt en daarna via de trafo S1 en S2 naar de luidspreker S3 toegevoerd.

De buis heeft natuurlijk voeding nodig: door de UY85 wordt de netspanning gelijkgericht en afgevlakt door C1 en C2. De gloeidraden van de 2 buizen staan in serie en worden via R3 en de motor M gevoed, deze staan allen in serie (bij 220 V).

Het geluid dat dit apparaat voortbrengt is vrij redelijk, maar zowel de uiterste lage tonen alsmede de hoogste tonen ontbreken. De toonbalans
is vrij goed en met een AG3016 element is het geluid best acceptabel.

Door de opzet van de schakeling is er soms enige restbrom aanwezig, dit komt doordat het element niet "keihard" aan een kant aan massa
ligt, maar via C4. C4 is echter nodig voor de veiligheid.

Wat kan er nu met deze versterker misgaan? 

Eerlijk gezegd: Niet veel, de praktijk is dat deze dingen het meestal nog behoorlijk doen. De UCL82 kan wat versleten zijn waardoor het geluid wat gauw gaat vervormen bij het opvoeren van het volume.

De koppelcondensator C8 is van het keramische type, deze zal in de regel geen last van lek hebben. De anodeweerstand R5 kan verlopen zijn indien dit geen Philips type is. Voor verdere mogelijkheden zie het algemene stuk, hierboven.

Vind men het geluid wat al te schel, dan kunnen we daar wel wat verandering in brengen door de condensator C7 te vergroten
tot bijvoorbeeld 22 nF, de hoge tonen worden dan wat afgesneden. Neem een 400 Volt type.

De versterker van de Philips AG9119

De AG 9119 is een vrij luxe grammofoon, die een aanzienlijk beter geluid voortbrengt dan het hiervoor beschreven type.

Dit wordt o.a. bereikt door:

een aan het gehoor aangepaste volumeregeling (fysiologische volumeregeling)

een dubbele toonregeling

tegenkoppeling op de eindtrap

grotere luidspreker

Bovendien heeft deze grammofoon geen voeding direct uit het net, waardoor bepaalde maatregelen die nodig zijn om de veiligheid te waarborgen en meestal ook de geluidskwaliteit benadelen, overbodig zijn.

Bij gebruik van een stereo-element is stereo weergave mogelijk via een tweede versterker of radio. De luidspreker, die afkoppelbaar is, kan men ook als tweede luidspreker voor een radiotoestel gebruiken.



Schemabeschrijving, klik op het schema om dit te vergroten.

Links in het schema zien we het element, waarvan het signaal via R5/C22 op de volumerelaar R6+R7 binnenkomt. De aftakking tussen R6 en R7 gaat via een RC-netwerk C4/R9 naar massa. Dit netwerk zorgt ervoor dat bij verminderen van het volume de lage tonen minder snel afnemen dan de midden/hoge tonen. Ons oor is bij lager volume minder gevoelig voor de lage tonen dan voor het midden/hoog. Daardoor blijft de toonbalans voor ons oor ongeveer gelijk als het volume lager wordt ingesteld.

Na ongeveer 1/3 van de slag van de potmeter hebben C4 en R9 geen invloed meer en is de verzwakking voor alle frequenties gelijk.

Nog even een stapje terug: Als men het ingangscircuit vergelijkt met dat van de hiervoor beschreven versterker dan ziet men dat er geen scheidingscondensatoren meer aanwezig zijn tussen het element en de volumeregelaar. Daardoor is een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de bromvrijheid doordat het element nu direct aan de massa ligt.

Terug naar de volumeregelaar zien we dat het signaal vanaf de loper nu op de eerste helft van B1 (ECC83) terecht komt. Deze buis versterkt het signaal eerst voordat het in de toonregeling terecht komt.

Deze schakelwijze heeft de volgende voordelen:

de toonregeling belast het element niet

de toonregeling ziet aan zijn ingang een constante impedantie, n.l. de eerste helft van B1

Doordat de kathodeweerstand R10 niet ontkoppeld is, is deze impedantie over een groot toongebied hetzelfde.

Via C5 komt het versterkte signaal nu op de toonregeling terecht, R16 zorgt voor de hogetonenregeling en R13 voor de lagetonenregeling. In feite zijn R13 en R16 frequentieafhankelijke verzwakkers. C6 en C7 leiden de midden- en hoge tonen om R13 heen, waardoor deze alleen de lage tonen regelt. De impedantie van C6 en C7 neemt steeds verder af naarmate de frequentie
hoger wordt, R13 heeft zodoende het meeste effect bij de lage tonen en vlak voor het middengebied is de werking tot nul gereduceerd.

Voor R16 geldt dat C8 en C9 pas bij het middengebied enige impedantie van betekenis hebben, naarmate de frequentie hoger wordt, wordt hun impedantie steeds lager, zodat de werking van R16 steeds sterker wordt.

In feite vormt de toonregeling een verzwakking voor het middengebied en maakt men deze verzwakking groter of kleiner voor de lage tonen met R13 en voor de hoge tonen met R13.

Daar de toonregeling een verzwakking van het signaal inhoudt, gaan we nogmaals versterken met de tweede helft van B1. Deze helft versterkt ongeveer 50 x, in feite veel meer dan we nodig hebben, maar we gaan ook nog tegenkoppelen en dat kost versterking. Vanaf de tweede helft van B1 (R19) gaan we via C11 de eindtrap (EL84) binnen. Deze versterkt ook,
maar zorgt ook voor vermogen om de luidspreker te sturen. De EL84 voedt via de uitgangstrafo S4 t/m S7 de luidspreker.

C11 gaat overmatige versterking van de lage tonen tegen (hoewel het effect ervan tegenvalt doordat er tegenkoppeling aanwezig is) en C15 zorgt ervoor dat de zaak bij hoge frequenties niet gaat oscilleren. Ook R21 en R23 hebben die taak, een steile eindbuis als de EL84 heeft door zijn inwendige capaciteiten de neiging om als Collpitts-Oscillator te gaan werken. R21 en R23 zijn te klein om enige invloed op de schakeling uit te oefenen: door R21 loopt geen stroom en de stroom door R23 geeft zo weinig spanningsval dat je daar niets van merkt.

Tot slot gaan we ook nog tegenkoppelen via R24/C13 naar de tweede helft van de ECC83. In feite wordt het uitgangssignaal in tegenfase teruggevoerd naar de ingang. Dit kost versterking, maar heeft de volgende voordelen:

de vervorming die ontstaat in de tweede helft van de ECC83, de EL84 en de uitgangstrafo wordt aanzienlijk gereduceerd

de uitgangsimpedantie van de versterker wordt flink verlaagd, waardoor er een aanzienlijke demping op resonanties in de luidspreker optreedt

Helaas heeft de tegenkoppeling ook een nadeel: hoewel de vervorming een stuk minder is en bij het opvoeren van het volume in eerste instantie gering blijft, neemt de vervorming bij oversturing van de eindtrap ineens fors toe. We moeten dus niet te sterk tegenkoppelen.

Nog een woordje over de eindtrap: de EL84 is erg zuinig ingesteld, n.l. op ongeveer 2 Watt. Het is verleidelijk om er meer uit te halen door de EL84 anders in te stellen, echter dat trekt de voeding niet. Het vermogen is desondanks groot genoeg voor een grote kamer, mede door de vrij grote en gevoelige luidspreker.

Voeding

S1 t/m S3 vormen de voedingstrafo. We zien dat de primaire wikkelingen S1, S1a en S1b volkomen vrij van de rest van de schakeling liggen, zodat de schakeling "aanrakingsveilig" is: nergens is er directe verbinding met het net.

S3 voedt de gloeidraden met 6,3 V, het midden ligt aan massa om gloeidraadbrom te voorkomen. S2 levert de hoogspanning, deze spanning wordt door X1 gelijkgericht en afgevlakt door C1 t/m C3. Door de combinatie van R1 en R2 samen met C2 en C3 wordt een grote mate van bromvrijheid bereikt en worden tevens de verschillende trappen van elkaar ontkoppeld.

Doordat de schakeling vrij van het lichtnet is, is er geen bezwaar tegen extra aansluitingen.

Het geluid dat deze grammofoon voorbrengt, is bijzonder goed, zeker in combinatie met het AG3016 element. Zoals al eerder opgemerkt, neemt de vervorming bij zeer ver opvoeren van het volume zeer snel toe.
Het is geen enkel bezwaar om een andere luidspreker te gebruiken en men kan de bijgeleverde luidspreker bij niet-gebruik ook op een radio aansluiten die voorzien is van een aansluiting voor een extra luidspreker.

Ook stereo weergave is mogelijk, indien daar belangstelling voor is wil ik daar wel een apart verhaaltje over schrijven.

Na deze uitvoerige beschrijving gaan we eens kijken wat er mis kan gaan met deze versterker.

Net als de simpele versterker is deze versterker zeer betrouwbaar, er is zelden iets mis mee. Is het geluid te zacht en/of zwaar vervormd en is het element goed, dan gaan we eerst buizen prikken.

De voedingsspanning meten op C1 t/m C3, deze moet op C1 liggen tussen 200 en 250 V. Is de spanning veel te laag, dan kan X1 defect zijn. In feite heeft X1 een onbeperkte levensduur, maar overbelasting verdraagt hij niet. Is X1 defect, dan vervangen we hem door 4 dioden, b.v. 1N4007. Meestal is dan ook C1 defect. We vervangen dan meteen maar C1 t/m C3 door elco's van 47 uF 350V. Zie hoorvoor het algemene storingsverhaal.

Verder kunnen er weerstanden verlopen zijn, in het bijzonder R11, R19 en R22.

Meestal knapt het geluid behoorlijk op als we C10 en C12 vervangen, deze elco's drogen op een gegeven moment uit. Deze elco's vervangen we door 22 uF 35 V of hoger. De gebruikte condensatoren zijn van zeer goede kwaliteit, alleen voor C4 wordt nog wel een "teerdot" gebruikt, deze kunnen we rustig
laten zitten omdat een lekweerstand van C4 nauwelijks invloed heeft en er ook geen gelijkstroom op staat.

Soms raakt de uitgangstrafo defect, deze kan men vervangen door een trafo van 7000/5 Ohm. Geeft na het vervangen van de trafo de luidspreker een hevige fluittoon, dan moet men of de primaire of de secundaire wikkeling ompolen. Men dient dan meteen de anodestroom van de EL84 te controleren zoals bij mijn algemene verhaal aangegeven.

Voor verdere aanwijzingen raadplege men mijn algemene verhaal, voor eventuele vragen kunt U mij mailen: tc.elec@grammofoon.com

Veel succes en veel plezier met uw grammofoon!

Peter Boin